Nieuws

Het Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan kadert in de basisdoelstelling van het Vlaamse oppervlaktedelfstoffendecreet dat op 4 april 2003 door het Vlaamse Parlement werd aangenomen.
De basisdoelstelling betreffende het beheer van oppervlaktedelfstoffen wordt hierin als volgt geformuleerd: “op een duurzame manier voorzien in de oppervlaktedelfstoffen-behoefte te behoeve van de huidige en toekomstige generaties”.

Het Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan is één van de voorziene instrumenten om deze doelstelling te realiseren.


Opmerkelijk bij de oppervlaktedelfstoffenplannen is dat de overheid uitgaat van een planhorizon van 25 jaar. Dit is een uitzonderlijk lange planperiode. Deze lange termijn is ingegeven door het feit dat de huidige generatie toekomstige ontginningen nog mogelijk moet maken voor toekomstige generaties.
Waardevolle potentiële ontginningsplaatsen kunnen immers door het geven van een andere bestemming voor altijd verloren gaan. Terreinen die in gebruik worden genomen als woongebied of als industriezone zullen in de toekomst nog moeilijk kunnen ontgonnen worden; ook al zou er een zeer waardevolle minerale grondstof in de bodem aanwezig zijn.

En dus wordt in de oppervlaktedelfstoffenplannen vooruit gekeken over een periode van 25 jaar. De plannen zelf worden maar concreet gemaakt voor een periode van 5 jaar. Na die 5 jaar zullen zij worden herzien.

De behoefte aan delfstoffen over de periode van 5 jaar wordt afgezet tegen de beschikbaarheid aan delfstoffen. De behoeften zijn daarbij niet gering.

In onderstaande tabel wordt de benaderende behoefte aan verschillende delfstoffen weergegeven voor de volgende 5 jaar:

Materiaal Gebruik Behoefte over 5 jaar
Bouwzand Beton, asfalt, mortel, ... 50 miljoen ton
Vulzand Aanvullingen, ... 40 miljoen ton
Grind Beton, wegenbouw, ... 60 miljoen ton
Klei en leem Bakstenen, dakpannen, ... 25 miljoen ton
Kwartszand Glas, email, porselein, ... 20 miljoen ton

Tabel 1: behoefte aan delfstoffen in de volgende 25 jaar.

Uiteraard moet deze behoefte niet volledig worden ingevuld door ontginning van delfstoffen in groeven.
De volgende cijfers over de hoeveelheden die effectief worden ontgonnen tonen aan dat slechts een deel van de benodigde materialen inderdaad uit onze groeven komen.

Gemiddeld werden in de vorige jaren volgende hoeveelheden delfstof ontgonnen:

Materiaal Gebruik Gemiddelde ontgonnen
Bouwzand Beton, asfalt, mortel, ... 1,5 miljoen ton
Vulzand Vulzand Aanvullingen, ... 1,7 miljoen ton
Grind Grind Beton, wegenbouw, ... 5,2 miljoen ton
Klei en leem Klei en leem Bakstenen, dakpannen, ... 2,2 miljoen ton
Zand uit grindwinning Beton, asfalt, mortel, ... 2,2 miljoen ton
Kwartszand Kwartszand Glas, email, porselein, ... 3,8 miljoen ton

Tabel 2: gemiddelde hoeveelheid ontgonnen delfstoffen per jaar in de vorige 5 jaar.

Op de Gewestplannen zijn hiervoor 8.220 ha ontginningsgebieden en 1.610 ha uitbreidingen van ontginningsgebieden, dus in totaal 9.830 ha afgebakend.

Momenteel is hiervan ongeveer 1.650 ha vergund, waarvan ongeveer 800 ha in exploitatie.
Omdat de Gewestplannen ondertussen verouderd zijn en vervangen worden door de Ruimtelijke Uitvoeringsplannen worden het Algemene en de Bijzondere Oppervlakte-delfstoffenplannen opgemaakt.

Zij moeten de onderbouwde informatie aanbrengen voor de opmaak van de Ruimtelijke Uitvoeringsplannen voor de verschillende oppervlaktedelfstoffenzones.

De totale indicatieve oppervlakte aan herziene ontginningsgebieden volgens het Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan bedraagt 9.294,8 ha; minder dus dan wat nu is voorzien in de Gewestplannen. Van die oppervlakte is slechts 5.902,1 ha op heden ook ontginningsgebied volgens de huidige Gewestplannen.
De concrete invulling van de nieuwe locaties gebeurt niet in het Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan. Het voorliggende algemene plan tekent enkel het ruimere kader. De concrete invulling per locatie gebeurt in de Bijzondere Oppervlaktedelfstoffen-plannen.
Wanneer de eerder opgegeven behoefte aan delfstoffen wordt vergeleken met de gewonnen hoeveelheden aan oppervlaktedelfstoffen valt het grote verschil op.
Meer en meer worden in plaats van oppervlaktedelfstoffen immers alternatieve materialen gebruikt.
Volledig in de geest van het “duurzaam ondernemen” wordt in het Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan bestudeerd hoe zoveel mogelijk alternatieve materialen ter vervanging van de primaire oppervlaktedelfstoffen kunnen worden aangewend.

Hierover is in het Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan een volwaardig “actieplan alternatieve materialen” ingevoegd.
Belangrijk hierbij zijn de volgende randvoorwaarden die moeten gesteld worden aan alternatieve materialen:

  • de milieuhygiënische kwaliteit van de materialen;
  • de bouwtechnische kwaliteit van de materialen;
  • de economische factor;
  • de gezondheidsaspecten.

De volgende secundaire grondstoffen en industriële bijproducten worden nu reeds aangewend: bouw- en slooppuin, non-ferroslakken, staalslakken, gieterijzand, bodemassen van huisvuilverbrandingsinstallaties en van elektriciteitscentrales, leisteen, glas, rioolkolkenzand, graniet- en marmerslib en straalgrit.
Per jaar gaat het in Vlaanderen over ongeveer 7,5 miljoen ton alternatieve materialen.
Verder wordt ook baggerspecie, en materiaal uit infrastructuurwerkzaamheden en grondverzet, ingezet ter vervanging van oppervlaktedelfstoffen.
De hoeveelheden die dan nog ontbreken komen van de ontginningen op het Belgisch Continentaal Plat of worden ingevoerd uit Wallonië of uit het buitenland.
Het belang van de eigen groeven blijft echter uitermate belangrijk. Vooreerst is er de economische toegevoegde waarde voor Vlaanderen van een ganse sector met duizenden werknemers, een belangrijke export en een zeer groot multiplicatoreffect (wat betekent dat één persoon die rechtstreeks wordt tewerkgesteld in de sector, onrechtstreeks werk geeft aan meerdere personen in het vervolg van de economische keten).
Anderzijds is er het belang van garantie van levering en van kwaliteit. Veel van de alternatieven kunnen worden aangewend vanuit opportuniteitsredenen maar kunnen geen gegarandeerde, constante afzet verzekeren (vb. op baggerspecie of infrastructuurwerken kan een steenbakkerij of een betoncentrale niet rekenen voor een lange gegarandeerde levering van grondstof).

In de mate dat het Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan meehelpt te realiseren dat de belangrijke economische sector van de ontginningen in Vlaanderen verder bijdraagt tot onze welvaart en tot de eigen voorziening kan enkel worden toegejuicht dat het er gekomen is.

Wie het Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan zelf wil nalezen kan hiervoor terecht op de website van ALBON – www.vlaanderen.be/natuurlijkerijkdommen.